Wereldreis | |||||
|
Lucia en Phillip de Graaff | ||||
HOME :: | |||||
|
|||||
|
Geraldton, Australië, 2 februari 2009. Coral Bay bleek een plaats te zijn die enkel en alleen voor toeristen gebouwd was. Drinkwater was tot voor kort een groot probleem, totdat ze een zoetwaterbron aanboorden. Voor bulk drinkwater moet je dan ook betalen. In Coral Bay zelf is niet veel te zien. We hebben daar op Ningaloo Reef gesnorkeld en gedoken. Het was helaas te laat voor de walvissen en te vroeg voor de walvishaaien. Wel haaien, mantaroggen, schildpadden en catfish. Helaas was het water nogal melkachtig zodat het zicht beperkt was.
Tot nu toe hadden we vastgezeten in Coral Bay. Het is op dit moment cycloontijd en het regent af en toe behoorlijk. De wegen lopen soms onder water, vooral op plekken waar de weg onderdeel uitmaakt van de rivierbedding. Het water kan daar dan soms meer dan een meter hoog worden en je kunt er dan niet door. De weg terug was dus voorlopig afgesneden.
Omdat we een vliegtuig moesten halen, besloten we het er ook niet op aan te laten komen en op tijd te vertrekken. Rivieren die erop de heenweg niet waren, bestonden nu opeens. Een rivier die op de heenweg een woeste stroom was, stroomde nu kalmpjes door haar bedding. Onderweg zagen we nog een paar mensen meteen jeep die van schrik stonden te plassen omdat ze net een grote kangoeroe hadden doodgereden. De meeste dode kangoeroes worden door trucks aangereden, die grote wegtreinen die niet kunnen uitwijken. Alle dode beesten blijven gewoon langs de weg liggen. Het is ook niet te doen om ze op te ruimen. De weg is te eenzaam en te lang. Op een van de kadavers zaten wat grote adelaars zich te goed te doen. Helaas waren we te laat met de camera. Ook staken wat kangoeroes en een struisvogel voor ons de weg over, maar die beesten zijn zo snel. Gelukkig konden we op afstand nog een plaatje schieten. Die struisvogel is blijkbaar een ontsnapt beest van een farm want die komen hier eigenlijk niet voor. Vaak blijven ze even nieuwsgierig naar je kijken, maar een beweging of een geluid doet ze onmiddellijk weglopen en na een paar stappen vallen ze in de bush niet meer op. Wellicht is met het vorige verslag al een impressie geschetst van een lange eenzame weg waar je maar spaarzaam verkeer tegenkomt. Af en toe is een roadhouse waar je kunt tanken, eten, slapen en een paar levende mensen zien. Water moet je altijd in voldoende mate bij je hebben. De temperaturen zijn zo hoog dat je daar niet zonder kunt. Als je pech krijgt, stopt er wel iemand maar je kunt langere tijd vastzitten. Er waren dagen van 41 graden in de schaduw. Op het moment van het typen van dit verslag is het ’s avonds 10 uur en 27 graden in de camper. De matrasjes beginnen zo langzamerhand toch wel aan te voelen als een pas betegeld terras maar het is nog net te doen. We overnachtten nog midden in de bush op een camping bij een oud telegraafstation. Er staat nog een zendmast (op zonnecellen) die signalen doorstuurt naar een volgend station die dan de signalen doorgeeft aan optische kabels die langs de rest van de westkust liggen. We wilden daarheen vanwege de stromatolieten. Ik denk tenminste dat dit de vertaling is van de Engelse term stromatolites. Toen we op de camping aankwamen, wilden we er meteen op uit. Het was echter zo verschrikkelijk heet, gepaard aan een hoge luchtvochtigheid dat het ademen zelfs moeite kostte. We gingen wel even op weg gewapend met ieder een fles water. Toen kwamen de vliegen. Het was net of Lucia een zwart truitje aan had. Ze kropen je oren in, je neusgaten, je mond. Om gek van te worden. Ik wist niet dat er zoveel vliegen op een plek tegelijk konden zijn. Dan maar terug. We probeerden nog buiten te eten, maar dat ging echt niet, je had een klamboe nodig, dus dan maar de camper in. Bloedheet natuurlijk, maar buiten kon niet. Toen het donker werd, gingen we een kleine poel op afstand begluren. Geiten, emoes en kangoeroes kwamen daar drinken. Het was te donker om te fotograferen. De vliegen zijn er niet in het donker dus konden we heerlijk in onze stoel met een lekker drankje erbij naar het onweer in de verte kijken. Het was een prachtgezicht. Wel waren we even bang dat onze wegen onder water zouden komen te staan maar dat was achteraf niet zo. We besloten te gaan slapen. Alles in de camper moest open blijven, het was te warm en dat met de hoge luchtvochtigheid erbij. Koud lagen op bed of daar kwamen de muggen.
De camper dicht doen, kon niet, dat zouden we niet overleven, dus dan maar de mugjes trotseren. Het waren van die muggen die in ruste ook al in de aanvalshouding zaten. De eerste bewoners van het telegraafstation hadden nauwelijks hout om mee te bouwen dus gebruikten schelpgesteente. Gedurende lange jaren waren er lagen schelpen door de zee op elkaar gestapeld. Toen die droog kwamen te liggen loste door de regen wat kalk op waardoor de schelpen aan elkaar vast kwamen te zitten. De mensen in de tijd van de nederzetting zaagden daar blokken uit en bouwden daar hun huizen van.
De zaagsneden zijn nog goed te zien. Zelfs grafstenen werden ervan gemaakt.
Door de hoge temperaturen verdampte het water zo snel dat de zoutgraad zo ver steeg dat er weinig dieren in konden overleven. Het enige dier dat daar nog kon bestaan was een soort slak die de cyanobacteriën afgraasde. Na dit allemaal bekeken en gelezen te hebben, begaven we ons in een wolk van vliegen op de terugweg. Overigens hebben we wel begrepen dat de vliegen ook in de geschiedenis al een probleem waren.
Die nacht lagen we in een vreselijke stank. Natuurlijk gaven we elkaar de schuld, maar de volgende ochtend ontdekten we dat de extra accu voor de apparatuur stond droogte koken en we roken dus het verdampende zwavelzuur. Dat heeft ons een groot deel van de dag gekost omdat ook nagekeken moest worden of de oorzaak voortkwam uit andere apparatuur. Door dit gedoe zijn we wel een dag kwijt geraakt, waardoor we een paar dingen niet hebben kunnen doen. Acht, so what, we hebben bijna 10 weken. Trouwens, we schrijven hier niet eens alles op wat we zien; er is zo veel. In een van de vorige verslagen schreven we al dat Geraldton aan Batavia Coast ligt. De Batavia is daar ooit gezonken. De opvarenden werden gered, maar er brak muiterij uit onder leiding van Cornelisz die een waar schrikbewind voerde. Hij werd later ook opgehangen. De kapitein slaagde er in de kust te bereiken en kwam later de opvarenden te hulp. Die zaten vast op een van de eilanden van Houtman Abrolhos Islands die 65 km uit de kust liggen, verspreid over een lengte van meer dan100 km. In die buurt werd ook in 1941 de HMS Sydney, een Australisch oorlogsschip, door een Duits schip tot zinken gebracht. Alle 645 opvarenden verloren daarbij het leven.
Pas in 2008 werd de Sydney op bijna 3000m diepte gelokaliseerd. Toen het schip op de zeebodem neerkwam, gebeurde dat met zo’n kracht dat het nog zeker 50 meter over de zeebodem ploegde. Daarbij werd een van de schroeven van de schroefas gerukt.
Voor de HMS Sydney is een monument opgericht in Geraldton waar ook de schroef onder ligt. ’s Avonds genoten we van een heerlijke T-bone steak bij de ondergaande zon in de Indische Oceaan. Het is natuurlijk hetzelfde als de ondergaande zon in de Vinkeveense Plassen of de Noordzee, maar het is het idee. Op weg naar Perth stopten we nog bij een benzinestation dat verscholen lag in de bush.
Ik vroeg aan haar hoe het kon dat ik hier een struisvogel had gezien. Zij was degene die mij vertelde dat het om een ontsnapt exemplaar moest gaan. Ze zei dat de geiten die we zagen wild waren en dat die een keer per jaar opgejaagd en gevangen werden en naar het Midden Oosten verscheept.
Dat geldt ook voor kamelen. Net als de geiten geven die problemen. Vroeger gebruikten ze de kamelen als vervoermiddel, maar toen dat niet meer nodig was, werden ze vrij gelaten. Nu leven ze in het wild.
Ook die worden een keer per jaar “ rounded up” en dan verkocht aan de Arabieren!
Na afscheid genomen te hebben van de familie vlogen we via Brisbane naar Cairns. Het vliegtuig naar Brisbane was vol en Qantas heeft vrij smalle stoelen, dus geen oog dicht gedaan. We vlogen ’s nachts en kwamen ’s morgens in Brisbane aan waar het een uur later is. Na een uur vlogen we met een half leeg vliegtuig naar Cairns. We hadden ieder drie stoelen dus een kleine tuk kon er wel af. In Cairns stapten we uit, de tropische, vochtige hitte in. Wie wel eens in een tropisch regenwoud of in een tropische broeikas geweest is, weet hoe het voelt. Het was nog droog. Toen werd omgeroepen dat de koffer van Phillip was achtergebleven in Brisbane. Eerst maar even de camper opgehaald die toch wel een heel stuk minder was dan de eerste.
Even uitproberen, anders huren we een grotere.
Dan even boodschappen doen en een cappucino drinken en vervolgens de koffer opgehaald die inmiddels was aangekomen.
Daarna reden we een prachtige route naar Port Douglas. Wat een regen. Die avond lagen we vroeg in bed. Regen, hitte, alsof ineen broeikas lagen. En dan nog slapen? De deuren moesten open blijven en dat terwijl de Dengé mug daar soms actief is. Je transpireert wel enigszins maar dat hoort er hier bij. |
|